Regelmatig duiken er berichten op over revolutionaire uitvindingen van windmolens zonder wieken.
Zo stond er onlangs een bericht in het Brabants Dagblad over een gebouw waarmee windenergie kan worden opgewekt.https://www.bd.nl/waalwijk-heusden-e-o/komt-deze-windmolen-zonder-wieken-straks-in-waalwijk-te-staan-geen-slagschaduw-en-minder-gevaarlijk-voor-vogels~a053c517/
Er eigenlijk zijn er alleen maar voordelen aan een dergelijk gebouw als je de woordwoerder Ludo Loyens van het bedrijf Wingardium Energy, dat dit idee aan de man wil brengen, mag geloven. Lokale politici en werkgroepen zijn enthousiast.
Maar is dat wel terecht?
De eerste regel bij het beoordelen van de (financiële) haalbaarheid bij dit soort “uitvindingen” is, maak een schatting wat het kan opbrengen qua elektriciteitsproductie, en vergelijk dat met een gewone windturbine. De elektriciteitsproductie wordt bepaald door het oppervlak dat wordt blootgesteld aan de wind, en uiteraard de windsnelheid.
Het gebouw van Wingardium Energy heeft een “wind oppervlak” van ongeveer 20 bij 50 meter, dus totaal 1000 m2. Dat oppervlak komt overeen met een cirkel met een diameter van ongeveer 36 meter. Een windturbine met een doorsnede van 36 m. heeft een generator van ongeveer 200 kW en deze kan, in ideale omstandigheden, ongeveer 500.000 kWh stroom per jaar opleveren. Een consument moet voor 500.000 kWh stroom ongeveer 100.000 Euro betalen. Schijf je het gebouw af over een periode van 40 jaar, dan zou je het moeten neerzetten voor een bedrag van 40 x 100.000 = 4.000.000 Euro.
Ik vraag me af of dat gaat lukken.Het gaat immers om een gebouw dat, qua afmetingen, overeenkomt met een appartementengebouw van 12-14 verdiepingen.
Bovendien zijn een aantal “maren” in deze berekening. Allereerst de opbrengst, die is hierboven erg optimistisch ingeschat. Normale windturbines zijn zeer efficiënt in het omzetten van windenergie in stroom. De windmolens die binnen in dit gebouw zitten (zogenaamde Savinius rotoren) zijn een factor twee slechter. Het gebouw kan daarom maar ongeveer de helft produceren van een windturbine met gelijke afmeting.
Ten tweede is het onderhoud van de molens in het gebouw en het onderhoud van het gebouw niet meegerekend. Een bekende waarde voor grote windturbines is 2 a 3% van de investering per jaar aan onderhoudskosten. Laten we eens uitgaan van een zeer optimistische schatting van 1% voor dit (complexe) gebouw, dan is dat altijd nog 40.000 Euro per jaar. Maar dat is al 40% van de opbrengst van de stroom die het gebouw idealiter zou kunnen leveren.
En met een reëlere schatting van 250.000 kWh voor de opbrengst (wat ongeveer 50.000 Euro waard is tegen consumenten tarief) is dit bijna de gehele opbrengst uit de geleverde stroom.
Ten derde is de stroomprijs aangehouden die alleen “geldig” als alle geproduceerde stroom direct door lokale consumptie wordt gebruikt. Verkoop je stroom op het net, dan is de opbrengst maar een kwart, en soms zelfs nog veel minder, tot aan negatieve prijzen aan toe.
En ten vierde: er zijn ongeveer 20 van dit soort gebouwen nodig zijn om dezelfde hoeveelheid stroom te produceren als één grote land windturbine. Bovendien zou je ook goed moeten kijken naar het materiaalgebruik van het gebouw. Dat is veel groter dan dat van een vergelijkbare windturbine, en van een windturbine is 85% hoogwaardig te hergebruiken.
Hoe dit zit bij dit concept is mij niet bekend, maar moet uiteraard ook worden meegewogen.
Ik ben in principe geen tegenstander van innovatieve gebouwen, en als ze als”landmark” worden neergezet om een gebaar te maken naar een duurzame toekomst vind ik ze prachtig en zijn ze wellicht ook nog stimulerend voor duurzaam gedrag. Maar met dit soort “oplossingen” wordt het klimaatprobleem niet aangepakt en is de bijdrage aan de duurzame productie van elektriciteit minimaal.
De discussie gaat verder:
Het verhaal in het Brabants Dagblad heeft inmiddels een vervolg gekregen:
Wel jammer dat Theo Nohlmans zich “als voorman van beroepsvereniging KIVI” zich zo voor het karretje van Wingiardum Energy laat spannen. Een beetje ingeneur moet toch in staat zijn om een vergelijkbaar “back of the envelope”sommetje te maken.